Vingerzetting

Uit Muzieknotatie
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Vingerzetting wordt gebruikt in muzieknotatie om aan te geven met welke vinger(s) een noot het beste gespeeld kan worden. Afhankelijk van het instrument zijn er wat gebruiken in zwang voor de positie van de vingerzettingstekens. In de regel staan vingerzettingstekens buiten de balk genoteerd.

Strijkinstrumenten
Cijfers geven de te gebruiken vinger van de linkerhand aan: 1=wijsvinger, 2=middelvinger, 3=ringvinger, 4=pink. Romeinse cijfers geven waar nodig aan welke snaar gebruikt moet worden als daarmee de vingerzetting te vereenvoudigen is.
Gitaar/Luit
Vingerzetting voor de linkerhand gebruikt de cijfers 1=wijsvinger, 2=middelvinger, 3=ringvinger, 4=pink. Waar nodig kan het gebruik van de rechterhand worden verduidelijkt met letters: p of t =duim, i=wijsvinger, m=middelvinger, a of r=ringvinger.(en s=pink) Voor akkoorden worden doorgaans akkoorddiagrammen boven de muziek genoteerd.
Koperblaasinstrumenten
Vingerzettingstekens zijn soms nodig om een greep te verduidelijken. Met cijfers naast elkaar wordt aangegeven welke ventielen worden gebruikt worden. 123 geeft bijvoorbeeld aan dat alle drie de ventielen ingedrukt moeten worden. Een extra '4' indiceert het gebruik van een soms aanwezig kwartventiel.
Houtblaasinstrumenten
Vingerzettingstekens beperken zich hierbij veelal tot het aangeven van L en R in gevallen waar het kleppenmechaniek de mogelijkheid biedt om een toon met een vinger van de linker of rechterhand te bedienen.
Klavierinstrumenten
Cijfers geven de vingers aan voor zowel linker- als rechterhand: 1=duim, 2=wijsvinger, 3=middelvinger, 4=ringvinger, 5=pink. Voor de rechterhand staan de cijfers voor de vingers boven de balk, voor de linkerhand staan ze onder de balk. In beide gevallen staan de tekens buiten de notenbalk. In geval van akkoorden staan de cijfers boven elkaar.
Slagwerk
Afhankelijk van het gebruikte instrument worden L en R gebruikt voor het aangeven van de te gebruiken hand.